Camping en France

Er is een Gronings gezegde: je moet van je kinderen houden, maar je moet ze dat niet laten merken. Of zo’n uitspraak iets zegt over de manier waarop sommigen van mijn streekgenoten met hun kinderen omgaan, laat ik maar in het midden. Wel struikel ik over de woorden je moet. Hoezo: je moet! Je houdt van je kinderen of je houdt niet van ze. Liefhebben is geen verplichting. Los van het ongelukkige begin van deze Groningse zegswijze is de achterliggende gedachte duidelijk. Dat de bijbehorende huisstijl in het contact tussen ouders en kinderen tot misverstanden kan leiden, lijkt me ook evident. Niet alle kinderen zijn in staat de goede bedoelingen van hun ouders te herkennen, als ze vrijwel nooit een compliment krijgen. 

Lang geleden sprak ik een leerling die zijn vader aardig in kaart had. Hij had namelijk zo’n vader die – dat weet ik zeker – erg gesteld op hem was, maar die dat beslist niet wou laten merken. Die leerling vertelde me, met een mengeling van trots en spot, dat zijn vader een soort van zeeman was, een ruige kerel die enorm kon schelden en vloeken. 

Vorige zomer had de familie een week op een camping in Frankrijk doorgebracht. De vader sprak ook toen op zijn bekende manier tot de kinderen: Gotverdomme lul, wat doe je nou weer of, klootzak, kan je niet uitkijken. Dat ging de hele  dag zo. De Franse kampeerders stonden erbij, keken ernaar en begrepen er niets van. Toen de Nederlandse familie aan het eind van de vakantie de tenten wilde afbreken, kwamen er een paar Fransjes bij hen staan om een praatje maken. Eigenlijk waren ze bloednieuwsgierig. Ze hadden een week lang hun Nederlandse buren geobserveerd en waren onderling verdeeld over de namen van die Nederlandse kinderen. Op de valreep wilden ze nu wel eens weten hoe het zat en op zeker moment vroeg een van de Fransen: dites moi, qui est-ce-que vous appelez  Loel et qui Kloetsaák?