De Groningse tie

Zestien jaar geleden probeerde ik de ingewikkelde geschiedenis van de vaarweg tussen de stad Groningen en Warffum in kaart te brengen[1]. Intussen is veel meer duidelijk geworden over het eerste traject van die waterverbinding met het noorden vooral dankzij publicaties van oud-stadsarchivaris Jan van den Broek.[2] Bij mijn (beperkte) onderzoek stuitte ik indertijd op documenten waarin het woord tie (en thye) genoemd werd. Die Groningse tie bleef mij bezig houden. Ik was niet de enige die zich afvroeg of met de tie een water dan wel een stuk grond aan de noordkant van de middeleeuwse stad Groningen werd aangeduid?  

Naarding[3] bijvoorbeeld meende dat het dicht bij de stad Groningen gelegen gedeelte van het voormalige ‘Boterdiep’ in de Middeleeuwen tie of thye genoemd werd. Hij baseerde die opvatting op een document en vooral op een taalkundige benadering van het woord Tie.

Dat document is van 1257[4]. Er wordt in beschreven dat aan de noordkant van de stad land wordt verkocht, land dat ligt super Tie ante domum Alberti Tetinge inter Cleijwech et viam que dicitur Strete. Naarding meende dat het woord Tie verwant is met het Oudfries tja dat water betekent en de tie zou dan het (vroegere) Boterdiep (of de Cleijsloot) zijn. 

Ook andere auteurs[5] meenden dat tie een waterbenaming was. Ze noemden het Selwerderdiepje, het Boterdiep (de Cleijsloot) en ook het Loopende Diep.  Zij baseerden die opvatting ook op een tweede document uit 1434 waarin wordt gesproken van een dijk die voert tot aen de thye. De dijken langs ‘dat water’ moeten verhoogd worden so dat hun gheen vrempt water in en kome van den Westerdepe (Drentse A)[6].

Maar Naarding en de auteurs die menen dat met tie of thye een water wordt aangeduid hebben ongelijk. Taalhistorisch heeft het woord tie  of thye namelijk niets te maken met het Oudfriese tja. Het is een Saksisch woord. 

Noomen[7] wijst er al op dat het woord tie in het hele Saksische gebied tot aan de Elbe en ook in de zandstreken van Oost Friesland een aanduiding is voor een open ruimte die gemeenschappelijk werd gebruikt. Hij gaat niet in op de oorsprong van het woord. De Duitse volkskundige Brednich wel. Die heeft enige jaren geleden de ‘ties’ in kaart gebracht. Uit zijn onderzoek blijkt dat de woorden tie, ty, tye, thye, tei, tjä, tee, tigge, teje, tai, töi en tui in het Nedersaksisch taalgebied gebruikt werden als aanduidingen voor een verzamelplaats[8]. Niet alleen in Duitsland, maar ook in Zuidoost Engeland waar de Saksische invloed nog steeds merkbaar is, ontdekte ik vorig jaar een dorpsweide, een verzamelplaats bij de kerk, die Tye[9] bleek te heten. 

In het Middeleeuwse Groningen was de tie of thye de naam van de Noordes, het hoge terrein rondom de Nieuwe Kerk. Hoe ver de tie zich naar het noorden uitstrekte, weten we niet. Noomen parafraseert het hierboven genoemde document uit 1257 ongeveer als volgt: in dat jaar werd een stuk grond verkocht op de Noordes. Het land lag voor het huis van Albert Tetinge om precies te zijn tussen de Kleiweg (de weg naar Bedum) en de straat (de weg naar Winsum – Boteringestraat). De dijk uit het tweede document van 1434 loopt – zo legt Noomen uit – tot aan de hoge Noordes. 

Het woord tie of thye

Brednich beweert dat al in de voorchristelijke tijd veel nederzettingen in het Saksische gebied een tie hadden waar recht werd gesproken. Die ties waren multifunctionele ruimtes. Ze werden niet alleen voor rechtspraak gebruikt, maar ook voor feesten en partijen. 

Het woord tie is een oud woord. Het gaat terug op een Indo-Germaans woord tiuhan dat trekken betekent en ook (een gevangene) weg voeren. Het woord gaat bovendien terug op het Indo Germaanse woord teihan dat gebruikt werd in de betekenis van verkondigen.[10]

Het Middelnederduits kent het woord tî en het daarmee verwante werkwoord tîhan dat trekken, de schuld geven en ook aanklagen betekent. Ook in het Middelnederlands bestaat een werkwoord tiën en dat betekent behalve trekken ook beschuldigen, voor het gerecht brengen.[11]

De functie van de tie.

De tie is een openbare verzamelplaats waar recht gesproken werd. Het is een plaats waar iets afgekondigd werd (teihan), waar iemand aangeklaagd en eventueel veroordeeld werd. (tîhan) 

Als iemand in de middeleeuwen iets misdaan had, dan toog hij naar een daarvoor bestemde verzamelplaats. Ging hij niet uit eigen beweging dan werd hij voor het gerecht gebracht. Daar werd verkondigd om welk misdrijf het ging en daar werd de dader in het openbaar aangeklaagd. Al deze (schuin gedrukte) handelingen (het naar het gerecht trekken, het voor het gerecht brengen, het verkondigen en het aanklagen, respectievelijk beschuldigen) zijn min of meer ‘besloten’ in het oude woord tie. 

De plaats van de tie.

De ties komen vooral voor in het zuidelijk deel van Nedersaksen onder de lijn Osnabrück-Hannover. In het noorden vinden we het woord tie sporadisch. Toch meent Brednich dat het verspreidingsgebied ooit groter is geweest. Brednich noemt de stad Groningen niet in zijn studie; wel enkele plaatsen in Drenthe. De tie ligt meestal midden in de nederzetting, maar Brednich constateert dat er ook ties zijn die aan de rand van een nederzetting liggen. Die bevinden zich vaak op een punt waar wegen zich splitsen, bij een bron of water. Ties hadden meestal een religieuze functie. Op de Groningse Noordes splitste de route die uit het zuiden kwam zich in een weg naar Winsum en een weg naar Bedum, er was een bron[12]  en het was een verzamelplaats met een religieuze functie. Vermoedelijk lag de Groningse Tie midden in een (misschien wel min of meer autonome) nederzetting van boerderijen (waarvan het Tetingegoed deel uit maakte) rondom de Noordes. Door de groei van de stad kwam deze nederzetting op den duur aan de rand van de stad te liggen tot ze na de uitleg definitief door de stad werd opgeslokt. Zo ging het en zo gaat het met kleine dorpjes en gehuchten die dicht bij een stad liggen. 

Van den Broek situeert in een recente publicatie[13] de Groningse tie ten noordoosten van het Nieuwe Kerkhof (waar de Kleisloot aan ‘de voet van’ de Hondsrug eindigde). Hij heeft voor deze opvatting twee argumenten : een taalkundig en een waterstaatkundig. Het Tetingegoed ligt super tie zegt het middeleeuwse document en het voorzetsel ‘super’ kunnen we, aldus Van den Broek, letterlijk vertalen met ‘boven’ de tie. De tie is in dat geval een lager gelegen overslagplaats  voor goederen die per boot vanuit het noorden werden aangevoerd. Dat kan, maar het is het ook mogelijk ‘super’ te vertalen met ‘verder dan’ of  ‘voorbij’[14] en in dat geval blijft Noomens theorie overeind staan. Van den Broek heeft een tweede argument. Daarbij baseert hij zich op het (hierboven genoemd) tweede document uit 1434 waarin wordt gesproken van een dijk die voert tot aen de thye. De vraag is of de in het document genoemde dijk tot aan de Noordes heeft gelopen. Het kan ook zijn dat het hele gebied tot aan ‘de voet’ van de noordelijke hoogte van de stad Groningen indertijd tie of thye werd genoemd? Wie het  weet mag het zeggen. 


[1] F. van Wanroij: Tot gemak van den reisenden man, Bedum 2000.

[2] Jan van den Broek : Groningen een stad apart, Assen 2007. Jan van den Broek : Een kronkelend verhaal, Assen 2011.

[3] K.Heeroma en J. Naarding: De ontfriesing van Groningen, Groningen 1979.

[4] OGD 123 (1257)

[5] G. Overdiep: Tie-Boterdiep, Cultureel maandblad Groningen, Groningen 1966.

[6] Misschien is het juister om ervan uit te gaan dat in het document gesproken wordt over een waterscheiding i.p.v. een dijk. (mededeling G. Kortekaas)

[7] P.N. Noomen: Groningen 1040, Bedum 1990 (Hoofdstuk 6)

[8] R.W. Brednich: Tie und Anger, Historische Dorfplätze in Niedersachsen, Thüringen, Hessen und Franken, Friedland 2008 (Bremer Verlag)

[9] The village green of Alfriston, East Sussex. In Essex bevindt zich overigens ook nog een dorp met de naam Tye Green.

[10] W. Streitberg: Die Gotische Bibel, Heidelberg 1965 / W. Braune, A. Ebbinghaus: Gotische Grammatuk, Tübbingen 1961.

[11] J. Verdam: Middelnederlandsch Handwoordenboek, Den Haag 1964 / A. Van Loey: Schönfelds historische grammatica van het Nederlands, Zutphen 1959 

[12] RAG, Farmsum 706 reg 284 (1520), 295 (1526) Er wordt gesproken over dat hoff bueten Botterynge poerte ghelegen by de Brunne, ghelegen tusschen twe straten.

[13] J. van den Broek : Een kronkelend verhaal, Assen 2011. p. 127, 128, 138, 

[14] Mevrouw M. Zimmerman deelde mij desgevraagd mee dat het voorzetsel super in een geografische context in zowel  het Klassiek Latijn als in Middeleeuws Latijn  gebruikt wordt in de betekenis van “verder dan …” (vgl. Engels: “beyond”)